Als u deze AFO aanroept verschijnt een invoerscherm. Als al eerder locaties zijn gedefinieerd verschijnt meteen een overzichtsscherm:
:Selecteer een code (invoerlocatie) en kies deze optie om de bijbehorende printlocatie te wijzigen.
: Gebruik deze optie om een nieuwe code in te voeren. Nadat u deze optie heeft gekozen verschijnt een invoerscherm:
Invoerlocatie: De locatie waar bestelgegevens ingevoerd worden. Voer een voor uw instelling geldige invoerlocatie in; d.w.z. een locatie waarvoor u ook plaatskenmerken kunt invoeren in de catalogusmodule.
Printlocatie: De locatie waar de bestellingen geprint worden. Voer de locatie in waar bestellingen die ingevoerd worden op de invoerlocatie geprint moeten worden. De printlocatie dient eveneens een locatie te zijn waarvoor u plaatskenmerken kunt invoeren in de catalogusmodule. Invoer- en printlocatie kunnen uiteraard identiek zijn.
Let op!
Voor elke invoerlocatie dient een printlocatie gedefinieerd te zijn. Zowel de invoer- als de printlocaties dienen voor uw instelling gedefinieerde (plaatskenmerk-)locaties te zijn.
U kunt INST/LOC invoeren in elk van de beide velden, waar INST de code van de instelling is en LOC de code van de locatie. Wanneer alleen LOC wordt ingevoerd, wordt dit geverifieerd tegen de Instelling waar men op dat moment is ingelogd.